|
RenatoBos
|
|
|
Nu met Sven van Beek en Kenneth Vermeer twee Feyenoord-spelers in de voorselectie van Oranje zitten die nog niet (als Feyenoorder) voor het nationale keurkorps speelden, hangt een mijlpaal in de lucht: de honderdste Feyenoorder in Oranje. Waar Van Beek als zelfopgeleide speler als nummer honderd prachtig zou zijn, zit er juist in Vermeer als honderdste international een historische schoonheid.
Dat zit zo. In 1922 wordt de eerste Feyenoord-voetballer opgeroepen voor Oranje, Gerrit Hulsman. Een jaar eerder is Feyenoord gepromoveerd naar de Eerste Klasse A, de top van het Nederlandse voetbal, en is stadsgenoot Sparta juist gedegradeerd. Dat heeft grote gevolgen, in ieder geval voor Hulsman. De hardwerkende halfspeler van Go Ahead uit Deventer heeft zijn zinnen gezet op een overstap naar Spangen, maar tekent na de degradatie, tot woede van Sparta, juist bij Feyenoord, dat als enige Rotterdamse club op het hoogste niveau speelt. Hulsman is éénmalig international en zou een geweldige versterking zijn voor het team.
Maar Go Ahead zit dwars. De club uit Deventer ziet haar sterspeler niet graag vertrekken en eist een onderzoek. Een spelersmakelaar (ja, ook in 1921 al) genaamd A.H. Bakker zou de deal geregeld hebben. Een louche figuur, zegt men in Deventer, die alleen maar uit is op geld. En bovendien, wat heeft Hulsman in Rotterdam te zoeken? Een dergelijke overstap mag alleen als een speler besluit elders te gaan werken; het Nederlanders voetbal is amateuristisch ten top en hoewel er onder tafel best wel eens een envelop geld rondgaat (diverse Feyenoorders werken bovendien in dienst bij bedrijven van clubbestuurders), is geld verdienen aan voetbal nog not done. Zodoende verhuist Hulsman "vanwege werk" naar Rotterdam en schrijft hij zich aldaar in bij Feyenoord.
Een groot succes wordt zijn tijd bij Feyenoord niet. De club is in die jaren niet echt gesteld op buitenstaanders. Niet dat ze weggepest worden, maar echt integreren in de club doen ze maar zelden. De kern van het elftal bestaat uit Rotterdammers, vaak opgegroeid in de buurt van de club en van jongs af aan lid, of overgestapt van nabijgelegen clubs als Overmaas. Iemand uit de andere kant van het land wordt ergens ook als een bedreiging van de knusse clubcultuur gezien.
Toch imponeert Hulsman genoeg om in 1922 opgeroepen te worden voor het Nederlands elftal. Op 17 april speelt hij mee in de met 2-0 gewonnen wedstrijd tegen Denemarken. Een paar maanden later vertrekt De Neuze, twintig wedstrijden en één doelpunt verder, weer bij Feyenoord, terug naar Go Ahead. Hij zou een voetnoot in de geschiedenis worden, ware het niet dat hij als eerste Feyenoorder het oranje trikot droeg.
Echt erkend daarvoor werd hij niet. Nog lang na zijn vertrek werd door clubleden volgehouden dat niet Hulsman maar Bertus Bul, die in november 1923 debuteerde tegen Zwitserland, de eerste Feyenoorder in Oranje was. Heel gek is dat niet: Bul was een clubjongen die zo'n dertien jaar in Feyenoord één speelde en ook na zijn carrière bij Feyenoord actief lid bleef, een gerespecteerd lid. Toen hij in 1923 voor het eerst meeging met Oranje, kijk hij z'n ogen uit tussen de "dokters en meesters in de rechten". Toch was het 'buitenstaander' Hulsman die als eerste Feyenoorder in Oranje speelde, en niet Bul.
Een voetballer, een ogenschijnlijk buitenstaander, voor sommigen zelfs ongewenst, die een voor Feyenoord unieke international wordt; het zou een historische schoonheid, doch toevalligheid, zijn als Kenneth Vermeer, en niet clubjongen Sven van Beek, de honderdste Feyenoorder in Oranje wordt.
Mark Lievisse Adriaanse |
|
|